Zondag 12 november a.s. besteedt de Dordtse uitgeverij Liverse royaal aandacht aan poëzie. Het ondergeschoven kindje in de Nederlandse literatuur. Een van de wapenfeiten van die dag: de presentatie van zes nieuwe dichtbundels. Eén daarvan is van Kees Klok: “Over de vloedlijn”. De bijeenkomst is in het fraaie pand waar ‘De Compagnie’ in is gevestigd. Ik mocht Kees Klok onlangs voor het programma ‘Art & Dordt’ interviewen over zijn leven en werk. “Een gedicht dient zich aan”, sprak hij. Het bleef me bij. Zoals mij ook helder voor de geest staat dat Dordrecht in zijn ogen een stad van de beeldende kunst is. Eén van de anekdotes uit mijn gesprek met Kees Klok gaat over het afscheid van de stadsdichter Marieke van Leeuwen en de pijnlijke afwezigheid destijds van een vertegenwoordiging vanuit de gemeente.

Ik hou van gedichten. Liefst zie ik ze op tal van plaatsen in de stad op muren verschijnen. Bijna iedereen weet wel dat van Jan Eijkelboom een gedicht te lezen valt bij de entree van de tuin van het Dordts museum. Maar waar vind je een Buddingh’? Of één van de eigentijdse dichters die onvermoeibaar bouwen aan een mooi oeuvre? Een nieuwe stadswandeling die de bezoeker langs gedichten leidt. Wat zou dat heerlijk zijn. Vooral als die gedichtenroute dan ook de speelse verbinding vormt tussen de binnenstad en de culturele trekpleisters die helaas zo droef aan de randen van het centrum terecht zijn gekomen. Het betekent bovendien ook impuls voor de dichtkunst en voor degenen hier in Dordrecht die die kunst machtig zijn. College en gemeenteraad waren niet van zin de portemonnee te trekken om een stadsdichter aan het werk te zetten. Er is wel een stadskunstenaar, Ton Kraayeveld. Ook hem sprak ik in één van de afleveringen van ‘Art & Dordt’. Ik ben benieuwd wanneer het werk van zijn jaar als ‘stadskunstenaar’ aan het publiek getoond gaat worden.

Dordrecht kent heel veel getalenteerde kunstenaars. In werkelijk alle segmenten van het culturele leven. Maar zoals de stad onderhoud vergt, vraagt ook het cultureel klimaat veel zorg en aandacht. Doen we niets aan stad of cultuur dan wordt het uiteindelijk een lekkend dak. “Een lekkend dak boven onze zorgeloosheid”. Het is de laatste regel van het gedicht “Blekershof” van Kees Klok.
Ik zie in het Dordtse kunst- en cultuurbeleid zowel het lekkende dak als de zorgeloosheid. Zoals ik ook in de stedebouwkundige visie ‘lekkende daken’ gewaar wordt.
Dordrecht moet echt alle zeilen bij zetten om als middelgrote, historische stad aantrekkelijk te blijven voor dagjesmensen en toeristen. Dordrecht moet ervoor zorgen dat alle hens aan dek is om een goed aanbod op het gebied van kunst, cultuur en maatschappelijk engagement te blijven bieden. Voor dat laatste ontstaat in ‘The Movies’ het debatcentrum ‘Dordttalk’. Als het kiemplantje levensvatbaar blijkt en een beetje steun en support vanuit de Dordtse samenleving krijgt. Van subsidie wil Dordttalk niet afhankelijk zijn.

Natuurlijk lekt nergens in onze cultuurtempels het dak echt. Het Dordts Museum, Kunstmin, het Energiehuis, het Onderwijsmuseum, Het Hof van Nederland. De stenen zijn keurig gestapeld. Dordrecht heeft gebouwen om trots op te zijn. ‘Het Dordts’ timmert met haar tentoonstellingen goed aan de weg. Kunstmin heeft een heel behoorlijke programmering voor een middelgrote provinciestad. Maar cultuur leeft en ademt als mensen die cultuur laten leven en ademen. Dat zou ruimhartiger ondersteund mogen worden. Al was het maar om de zorgeloosheid te bevorderen die de voedingsbodem kan zijn voor heel mooie kunstuitingen. Gelukkig kunnen dichters in spé oefenen en hun gedichten nog tot 15 november a.s. insturen voor de ‘Turing Gedichten Wedstrijd’ van de Turing Foundation en de Poëzieclub. Hoofdprijs: 10.000 euro en onsterfelijkheid natuurlijk.

Deze column verscheen eerder op ‘De Schapenhoeder’